Taurine is een lichaamseigen stof dat officieel geen aminozuur is maar wel zo genoemd word. De stof is betrokken bij bijna elk aspect van de gezondheid en belangrijk voor het hart tot de hersenfunctie, de ontwikkeling en functie van spieren, netvlies en het centrale zenuwstelsel.
Taurine is in 1827 voor het eerst geïsoleerd uit ossengal. De naam stamt af van de Latijnse naam Taurus wat stier betekent. In het jaar 1975 werd het belang van de stof bekend doordat men er achter kwam dat te vroeg geboren baby’s te weinig taurine in het lichaam hadden en ze het uit voeding moesten halen.
Taurine heet officieel 2-amino-ethaansulfonzuur en is het meest voorkomende aminozuur in het hart, netvlies, de skeletspieren, de hersenen en immuuncellen.
In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, is er echter geen verband tussen taurine en stierensperma. Het wordt zelfs gevonden in verschillende natuurlijke bronnen, zowel in het lichaam als in verschillende soorten voeding.
Net als andere aminozuren zoals proline en glutamine is het een voorwaardelijk essentieel aminozuur. Dit betekent dat het lichaam het meestal zelf kan produceren, behalve in tijden van ziekte en stress.
L-taurine wordt vaak toegevoegd aan energiedrankjes en is ook overal verkrijgbaar in supplementvorm. Het kan gunstig zijn voor mensen die risico lopen op een taurinetekort, parenterale voeding krijgen of mensen met chronisch hart-, lever- of nierfalen.
Het is te vinden in verschillende soorten voeding en voornamelijk in eiwitrijk en dierlijk voedsel zoals vlees, vis, schaaldieren, eieren en gevogelte.
”Taurine word vaak gebruikt om uithoudingsvermogen en concentratie te verbeteren”